Drie blogs over weten van niet-weten. In dit derde blog kijken we met Cusanus (1401-1464) mee met een experiment wat hij doet samen met zijn broeders. Kijk je mee? Heb je de Mona Lisa wel eens gezien? Haal die afbeelding maar eens voor je geest. Wat was je ervaring met zien en gezien worden? Mijn ervaring deel ik hier.
Een boek, een brief, een gebed?
Cusanus start De blik van God met het schrijven aan zijn broeders op een beschouwende filosofische manier, vervolgens betrekt hij hen in een experiment waarbij hij een schilderij gebruikt waarbij de ogen van Jezus – net als de ogen in de Mona Lisa – de kijker vanuit alle hoeken van de kamer blijven volgen. De kijker ziet en wordt gezien, welk perspectief de kijker ook inneemt. Hij schrijft heel persoonlijk aan zijn medebroeders. En dan zet hij een nieuwe stap. Hij schrijft verder aan God en doet dat op zo’n manier waarbij zijn medebroeders getuigen worden van zijn gesprek met God.
Zijn schrijven wordt gebed, contemplatie en lofprijzing. Hij ontvouwt tegelijkertijd zijn visie op weten van niet-weten en het erop lijkt dat het een gesprek – collatio – is met zichzelf, zijn medebroeders en God. Zo ontstaat een gezamenlijk zoekproces naar wie God is, waar zoveel mogelijk open blijft en tegelijk God op alle mogelijke manieren de eer ontvangt. Uiteindelijk beschrijft Cusanus wat hij in contemplatie ontdekt, hij beschrijft een mystieke ervaring.
Hoe ziet God?
Het voorbeeld van het schilderij schetst hoe God de mens ziet. In het zien van het gelaat van God, ziet God de mens, daar ontstaat verbinding. In de ander in de ogen zien, zoals in de performance van Marina Abramovic, ziet de ander jou.
‘Gij zijt toch aanwezig in allen en ieder afzonderlijk zoals het zijn in alles en elk afzonderlijk aanwezig is’
Nicolaas van Cusa in de Blik van God, h 4.
Het zien van God is hiermee aanwezig zijn, en meer dan aanwezig zijn met, is het ook aanwezig zijn in. ‘Uw zien is liefhebben’.[2] En is dit zo omdat Cusanus vol liefde naar het gelaat van God kijkt, of omdat liefde ten diepste een wezenskenmerk van God zelf is? Gods zien is dan ook meer dan zien alleen, het is ook aanschouwen, redeneren, ‘horen, smaken, ruiken, tasten, waarnemen of begrijpen’[3] Gods zien is liefdevol omarmd worden.
Gods zien is Gods zijn
Het zien van God gaat verder: Gods zien is Gods zijn. Wij zijn omdat God ons ziet. Daarom kan Cusanus niet anders dan zijn eigen leven vol liefde omarmen. Want het kijken van God is ‘niets anders dan leven geven’. Al schrijvend schetst Cusanus veel aspecten van het karakter van God, dat zullen niet alleen de karaktertrekken van hem zelf geweest zijn als ik iets van de biografie van Cusanus begrijp. God is ten diepste de Ander die gezien kan worden en die jou ziet.
Met deze woorden, in deze contemplatie, lijkt Cusanus toch wel veel te zeggen over God, over wie God is. En tegelijkertijd blijft God altijd de Grotere, altijd de Andere, altijd degene van een andere dimensie en daarmee blijft het weten van niet-weten.
Leven en her-inneren
In zijn leven zal Cusanus geworsteld hebben met zijn vele tegenslagen. Wat hij hier beschreven heeft zal niet alleen een geschrift voor zijn broeders geweest zijn, het zal als eerste door hem zelf zijn heengegaan, en tegelijk zal het vast ook iets zijn geweest wat hij op momenten van tegenslag er weer bij kon pakken. Al had hij het misschien niet meer op papier, dan was zijn geschrift wel aanwezig in zijn herinnering. Misschien leerde hij zo wel leven met weten van niet-weten. En zo neem ik dit ook mee.
Het zonlicht
Hierboven staat een foto waarin je naar het licht van de avondzon toe getrokken wordt. Elke keer als ik in dit bos loop ’s avonds heb ik dat weer. Dan word ik getrokken naar het licht dat voor me ligt en licht. Dan denk ik met Cusanus: ‘Het zonlicht, dat Uw gelaat is’.[4] Ik liep er vandaag overdag weer naar toe en ontdekte dat de plek waar het zonlicht vandaan komt achter een hek met een poort ligt waar je vanuit het bos de bewoonde wereld weer in gaat. Waar je na alleen zijn en contemplatie weer mensen ontmoet. Mensen die je een ander perspectief op het gelaat van God geven, omdat zij de ander zijn. Met hen leer ik leven met weten van niet-weten.
[2] Nicolas van Cusa, de Blik van God, h. 4.
[3] Ibid., h. 3.
[4] Ibid., h. 6